Op het concert in de Agora spelen we Oeverture van Beethoven, Die Geschöpfe des Prometheus, Op.43.
Daar hoort uiteraard bij het prachtige gedicht van Goethe:

 

'Prometheus'
I
Bedek je hemel, Zeus,
met wolkennevels!
En oefen je, net als een knaap
die distels knakt,
aan eiken en aan bergtoppen!
Moest mij mijn aarde
toch laten staan,
en mijn hut,
die jij niet hebt gebouwd,
en mijn haard,
om de gloed waarvan
jij mij benijdt.


II
Ik ken niets armzaligers
onder de zon dan jullie goden.
Jullie voeden kommerlijk
met offeranden
en gebedszwemen
jullie majesteit
Jullie zouden hongeren,
waren niet kinderen en bedelaars
dwazen vol goede hoop.


III
Toen ik een kind was,
niet wist waarheen en waar naartoe,
wendde ik mijn verdwaalde oog
naar de zon, als ware daarboven
een oor om mijn klagen te horen,
een hart zoals het mijne,
dat zich over deze benauwde ontfermt. 

IV
Wie hielp mij tegen
de overmoed der Titanen? 
Wie redde mij van de dood, 
van slavernij?
Heb jij niet alles zelf voltooid, 
heilig gloeiend hart?
En gloeide, jong en goed, 
bedrogen, als redding
voor de slapenden daar boven? 
V
Ik jou eren? Waarvoor?
Heb jij ooit de pijnen gelenigd
van de belaste?
Heb jij ooit de tranen gedroogd 
van de angstige?
Heeft niet mij tot een man gesmeed 
de almachtige tijd
en het eeuwige noodlot,
mijn heersers en de jouwe? 


VI
Dacht jij soms,
ik zou het leven haten,
in woestenijen vluchten,
omdat niet al mijn jongensdromen 
zouden uitkomen? 


VII
Hier zit ik, vorm mensen
naar mijn evenbeeld,
een geslacht, dat net als ik ben, 
dat lijdt en weent,
geniet en blij is,
en jou geen aandacht schenkt 
net zo min als ik. 


(Vertaling Erwin de Vries)